Een baby zal zich nooit druk maken om zijn of haar neus of billen. Een baby is wie hij of zij is en reageert primair vanuit de eigen behoeften. Een baby uit zich vrijelijk als het honger heeft, pijn of verdriet, zonder zich ook maar enigszins af te vragen wat wij daarvan vinden.

Maar ergens ontdekt een baby dat het reacties oproept bij anderen, positief of negatief. Mensen zijn sociale wezens en willen altijd bij de groep horen. Ze hebben affectie en aandacht nodig om te groeien.

Deze hang naar waardering van anderen zorgt ervoor dat baby’s – en later peuters, kleuters en pubers – hun gedrag en hun uiterlijk gaan afstemmen op basis van de reacties van andere mensen die belangrijk voor hen zijn.

Je zelfbeeld wordt daarom op de eerste plaats uitgedaagd door je contacten met de omgeving. In eerste instantie vooral met de mensen in het gezin waar je opgroeit. Later gaan vrienden en vriendinnen een rol spelen, de meester, de sportcoach, teamgenoten, de bijlesjuf. Door om te gaan met anderen, door de reacties van anderen op jou en door je te ver­gelijken met anderen, stel je je zelfbeeld steeds bij.

Omgaan met andermans mening en oordeel

Belangrijk bij het bespreken van ons zelfbeeld en dat van onze kinderen is om je te realiseren dat het niet zozeer je zelfbeeld is dat zich gaandeweg ontwikkelt, maar het besef dat anderen een mening en oordeel koppelen aan allerlei aspecten van jouw persoon en hoe je hier vervolgens mee omgaat.

In de opvoeding van jouw kinderen richt je er daarom niet op om het zelfbeeld van jouw kind op te bouwen, maar om jouw kind te leren omgaan met de reacties van anderen die het zelf­beeld van jouw kind kunnen beïnvloeden.

Want hoe graag je je kind ook wilt beschermen tegen aanvallen van buitenaf, ieder kind krijgt hier op enig moment mee te maken. En wat we onze kinderen willen meegeven zijn tools hoe hiermee om te gaan.

De ontwikkeling van het zelfbeeld

Een baby weet niet van zichzelf dat hij bestaat. Maar in de tweede helft van zijn eerste levensjaar komt daar verandering in; hij leert dan om zich een voorstelling te maken van zichzelf. Rond 20 maanden begint hij zichzelf in een spiegel en op foto’s te herkennen.

Pas rond 2 jaar weten peuters als ze in de spiegel kijken: Dit ben ik! Peuters beginnen steeds beter te beseffen dat ze zelf iemand zijn. Als kleuter kan hij zichzelf concreet omschrijven: ik heb een bal, ik kan lopen, ik ben aan het kleuren.

Op de basisschool leert hij om zichzelf iets meer psychologisch te bekijken. Hij omschrijft zichzelf dan bijvoorbeeld als verlegen of vrolijk. Heel langzaam ontwikkelt hij een zelfbeeld. Die ontwikkeling gaat zijn hele jeugd, puberteit en adolescentie door.

Pubers kunnen zich snel onzeker voelen. Vanaf een jaar of 12 begint de zelfwaardering bij de meeste pubers te dalen. Rond 15 jaar is die vaak het laagst. Daarna stijgt de zelfwaardering bij de meesten weer snel.

De daling komt doordat pubers zich voor hun ik-ideaal meer gaan richten op anderen dan op hun ouders. Dan blijkt dat je je tegenover leeftijdsgenoten meer moet waar­maken dan tegenover je ouders. Dit geldt zeker voor jongeren. Door alles wat er met hen gebeurt in de puberteit, hebben ze een erg wisselend zelfbeeld. Het minste of geringste kan hen uit balans brengen.

zelfbeeld in de sociale context

In de sociale wereld ziet je kind hoe andere mensen zich gedra­gen, hij gaat met ze om, hij krijgt feedback op zijn eigen gedrag. Alleen in een sociale context krijgt zijn gedrag betekenis. Zijn zelfbeeld ontwikkelt hij voortdurend op basis van de feedback van andere mensen. Dat gebeurt op twee manieren:

  • Door expliciete feedback: mensen die rechtstreeks tegen hem zeggen dat hij iets goed of juist niet goed doet.
  • Door impliciete feedback: uit reacties van mensen leidt hij af wat ze van hem vinden.
Je zelfbeeld is dus grotendeels niet van jezelf; dat krijg je van de andere mensen om je heen. Jouw zelfbeeld is het beeld dat anderen van jou hebben en aan jou hebben teruggeven door hun reacties en gedrag tegenover jou.

Als tijdens je jeugd vaak is gezegd dat je ergens slecht in bent, dan kan je dit gaan geloven en je ernaar gaan gedragen. Je wilt datgene dan niet meer doen omdat ‘je er toch slecht in bent’.

Een negatief zelfbeeld hebben (met daarbij behorende gevoe­lens van onzekerheid, schuld en minderwaardigheid) betekent dat je jezelf niet zo hoog inschat. Soms lijk je daar nog een aannemelijke reden voor te hebben ook, bijvoorbeeld op grond van fouten die je ooit maakte of dat je jezelf stom vindt, omdat je geen goede opleiding hebt gevolgd.

Het kan zijn dat je erg ontevreden bent over je uiterlijk. Misschien kreeg je weinig waardering en ben je zelf gaan geloven dat dat terecht was. Je gaat het niet alleen zo zien, sterker nog: je gaat ernaar han­delen. Je zorgt (onbewust) dat weinig waardering krijgen voor jou een terechte bejegening is. Misschien ben je te perfectionis­tisch en leg je de lat steeds te hoog voor jezelf, waardoor je ook telkens opnieuw jezelf tegenvalt.
 

Waarom een positief zelfbeeld belangrijk is

Een kind met genoeg zelfvertrouwen gelooft in zichzelf en in wat het kan, ongeacht wat anderen van hem of haar vinden: Ik kan en durf dat zelf. Een kind met zelfvertrouwen heeft meestal ook gevoel van eigenwaarde: Het is goed dat ik er ben. Dit wordt ook wel zelfwaardering genoemd of een positief zelfbeeld.

Kin­deren met een goed zelfbeeld kunnen zich in verschillende situaties redden. Ze durven eerder nieuwe dingen uit, omdat ze niet bang zijn om fouten te maken. Ze weten dat dit erbij hoort en niets zegt over hun eigenwaarde. Bovendien beïnvloedt de manier waarop je over jezelf denkt je gedrag weer. Een kind dat het gevoel heeft door zijn ouders lief te worden gevonden, zal sneller geneigd zijn iets te doen voor zijn ouders dan een kind dat het gevoel heeft dat zijn ouders hem vervelend vinden.

Het kind dat dan helpt met bijvoorbeeld de tafel dekken, zal opnieuw door de ouders gewaardeerd worden en zich opnieuw goed over zichzelf voelen. Het kind dat niet heeft geholpen met het dekken van de tafel omdat hij denkt: ‘Het maakt niets uit, mama is toch altijd boos op me’ zal opnieuw deze boosheid op zijn hals halen en ook gesterkt worden in zijn negatieve zelf­beeld. Zo belanden ouder en kind in een vicieuze cirkel en kan ongemerkt een zeer ongewenste situatie ontstaan die niet zo eenvoudig te doorbreken is.

Kinderen met een positief zelfbeeld daarentegen leren sneller en beter, durven nieuwe situaties aan te gaan, zijn makkelij­ker in de omgang, luisteren vaak beter en zijn sneller geneigd mee te werken. En ze worden steeds meer in hun positieve zelf­beeld gesterkt door de positieve reacties die zij met hun gedrag oproepen.

Een kind met een negatief zelfbeeld wordt doorgaans minder uitgenodigd tot positief gedrag, krijgt minder positieve feed­back, durft minder snel nieuw gedrag uit te proberen, doet vervolgens minder succeservaringen op, hetgeen zijn negatie­ve zelfbeeld zal versterken.

De kans op een optimale ontwikkeling en een gevoel van wel­bevinden is dus vele malen groter wanneer het kind een positief zelfbeeld heeft ontwikkeld, oftewel voldoende tools heeft ont­wikkeld om om te gaan met negatieve feedback of tegenslagen.
 

signalen van een negatief zelfbeeld

Hoe kun je nu weten of een kind een goed of slecht zelfbeeld heeft? Helaas is daar geen duidelijk antwoord op te geven.

Zowel bij kinderen als bij jongeren kan gelet worden op de volgende signalen:

  • Het kind heeft weinig tot geen vertrouwen in zichzelf.
  • Het kind heeft het gevoel minder goed te zijn dan anderen.
  • Het kind gaat uitdagingen uit de weg, omdat hij of zij ervan overtuigd is dat het toch niet lukt.
  • Als iets niet lukt, raakt het kind gefrustreerd en geeft het snel op.
  • Het kind heeft het gevoel minder slim te zijn dan anderen.
  • Het kind doet meestal wat andere kinderen willen en volgt zelden zijn of haar eigen plan.
  • Het kind vindt dat hij of zij geen fouten mag maken.
  • Het kind denkt dat anderen hem of haar dom vinden om een onrealistische reden.
  • Het kind is bang om fouten te maken.
  • Het kind komt niet of onvoldoende voor zichzelf op.
  • Het kind is buiten proportioneel gespannen voor nieuwe of onverwachte situaties.
  • Het kind durft niet of nauwelijks voor zijn of haar eigen mening uit te komen.
  • Het kind is faalangstig.
  • Het kind geeft onvoldoende zijn of haar eigen grenzen aan.
  • Het kind maakt een gespannen indruk en is snel boos of verdrietig.
  • Het kind vindt zichzelf lelijk.
  • Het kind trekt zich terug, is veel op zichzelf.
  • Het kind zit niet lekker in zijn of haar vel.
Wanneer je dergelijke signalen herkent bij je kind, dan is het echt van belang hier aandacht aan te besteden. Dit doe je bijvoorbeeld door te werken aan een growth mindset. Volgende week ga ik hier dieper op in! Houd dus mijn blogs in de gaten.


Is dit interessant voor jou?

Ik heb elke maand een paar plekken beschikbaar voor een gratis Clarity Call om met je te sparren over jouw plannen en dilemma's.  Samen kijken we hoe ik jou het beste kan helpen. Dit aanbod geldt exclusief voor jou als ambitieuze, open-minded vrouw die meer uit zichzelf en haar bedrijf wil halen. In het gesprek geef ik je mijn ideeën over wat er voor  jou mogelijk is. 


Wil je eerst zelf checken of je op de goede weg zit? 
Check dan hier de drie pijlers van een succesvol coaching bedrijf.

0 Comments

Leave a Comment